Psychodiagnostiek
Selbsterstellte Karteikarten passend zum Fach an der UT.
Selbsterstellte Karteikarten passend zum Fach an der UT.
Fichier Détails
Cartes-fiches | 34 |
---|---|
Langue | Deutsch |
Catégorie | Psychologie |
Niveau | Université |
Crée / Actualisé | 04.11.2013 / 06.11.2013 |
Lien de web |
https://card2brain.ch/box/psychodiagnostiek
|
Intégrer |
<iframe src="https://card2brain.ch/box/psychodiagnostiek/embed" width="780" height="150" scrolling="no" frameborder="0"></iframe>
|
Créer ou copier des fichiers d'apprentissage
Avec un upgrade tu peux créer ou copier des fichiers d'apprentissage sans limite et utiliser de nombreuses fonctions supplémentaires.
Connecte-toi pour voir toutes les cartes.
Indicatiestrategie die rekening houdt met de voorkeuren v.d.client
Voor 3 is een indicatiestrategie ontwikkeld (Vertommen, Van Audenhove, 1986). bevat 4 principes:
- het clientperspectief wordt geexplorerd en geexpliciteerd
- de diagnosticus verstrekt de client informatie over behandelingsmethoden, processen en behandelaars
- verwachtingen en voorkeuren van de client worden vergeleken met wat de diagnosticus geschikt en nuttig acht en een onderling overleg leidt tot een behandeling die beiden aanvaarden
- de client kiest een behandelaar en behandeling uit een aantal aangeboden mogelijkheden.
Evaluatie
Zijn de problemen afdoende verholpen als gevolg v.d. interventie?
het wordt vastgesteld of
- in de therapie rekening gehouden is met de diagnose en met het behandelingsvoorstel (als niet, is het diagnostische proces overbodig geweest)
- of het proces en de behandeling de verandering van gedrag en beleven bewerkstelligd heeft (1. zijn klachten of problemen in de gewenste mate afgenomen 2. aantonen dat de veranderingen door de therapie veroorzaakt zijn single-case-design)
Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag
Aanmelding
Analyse van de aanvraag
Analyse van de aanvraag leidt
- tot informatie over de verwijzer. a.het referentiekader van hem b.kennis over de relatie tussen diagnosticus en verwijzer (allebeide lid van team, of niet) c.de feitelijke (vraagt voor onderzoek) en eigenlijke (neemt het initiatief) verwijzer moeten onderscheiden worden d.verschillende bevoegdheden van verwijzers
- tot kennis over type en inhoud van de aanvraag, verwijzer wil meestal meer duidelijkheid, hij formuleert a.) een open of gesloten aanvraag (geen of wel hypothesen); b,) inhoud wisselt per setting, c.) de eerdergenomende 5 basisvragen
- analyse wordt gestuend door wat de verwijzer al weet over de client a.) informatie over het functioneren om ernst van problematiek in te schatten b.) de analyse helpt om uit te maken of de client zichzelf heeft aangemeld bij de verwijzer of niet
Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag
Aanmelding
Analyse van de hulpvraag
In het kennismakingsgesprek wordt
- de houding van de client tegenover het onderzoek onderzocht
- wordt de inhoud van zijn probleem bepaald
- daarna deelt de diagnosticus de hulpvragen in volgens vijf basisvragen
- er wordt doorgevraagd over de klachten van de client, hoe ze ontstaan zijn, hoe ze zich verder ontwikkelden en welke factoren hierbij een rol hebben gespeeld
- voorts is het de vraag wie het best kan helpen en wat het resultaat van een interpretatie moet zijn
Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag
Reflectie van de diagnosticus
reflectieanalyse
- diagnosticus geeft gewichten aan de informatie
- eigen, nieuwe vragen kunnen rijzen
- gebruik maken van literatuur en zijn eigen, brede, almgemeen wetenschappelijke kennis
Mogelijke bias tegenover clienten:
- mogelijke vooringenomenheid t.o.v. de aanvrager
- van zijn al of niet vertrouwd zijn met een bepaald soort problemen waardoor deze wellicht over-of ondergediagnosticeerd worden
- zijn voorkeur voor een bepaald soort onderzoekinstrumenten
- overschatten van de eigen kennis
Mogelijke biases tegenover clienten
- vooringenomenheid t.o.v. de aanvrager
- al of niet vertrouwd zijn met een bepaald soort problemen (over-of ondergediagnosticeerd)
- voorkeur voor bepaald soort onderzoeksinstrumenten
- eigen kennis overschatten
Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag
diagnostisch scenario
diagnosticus ordent vragen v.d. aanwijzer, de client samen met eigen vragen -> eerste voorlopige theorie
Het diagnostisch proces: Van aanmelding tot verslag
Het diagnostisch onderzoek
1. hypothesevorming
- voorlopige theorie wordt omgezet in hypothesen (veronderstellingen die getoetst kunnen worden)
- kunnen onafhankelijke en afhankelijke hypothesen zijn
- hypothesen voor de onderkenningsvraag, de verklaringsvraag, predictieve hypothesen of indicatievraag
Definitie hypothese (De Groot)
een veronderstelling over een samenhang in de werkelijkheid die zo geformuleerd is dat er concrete, verifieerbare voorspellingen uit af te leiden zijn
onafhankelijke hypothesen
de geldigheid van de ene zegt niets over de andere, maar ze kunnen wel samen voorkomen
afhankelijke hypothese
d.w.z. ze zijn bovengeschikt (de ondergeschikte is alleen geldig, als de bovengeschikte dat is) of samenvallend (de ene is geldig, als de andere dat ook is)
hypothesen in het kader v onderkenningsvraag
gaan over aanwezigheid van psychopathologie of over een differentiaaldiagnose
hypothesen in het kader v. verklaringsvraag
vereisen een lijst met verklaringsfactoren en hun inducerende of continuerende rol
hypothesen in het kader v projectieve hypothesen
steunen op empirische kennig over succesvolle predictoren uit verschillende referentiekaders
hypothesen in het kader v. indicatievraag
zijn veronderstellingen over welke behandeling en welke therapeut(en) het best passen bij een client met een bepaald probleem; gebruiken conclusies uit onderkenning, verklaring en predictie
maar steunen ook op a.) hoe de client probleem formuleert en zijn klachten ziet b.) welke hulp en op welke manier hij verwacht c.) wat hij wil bereiken door de behandeling
COTAN (Commissie Testaangelegenheden van het Nederlands Instituut van Psychologen) - beoordelingspunten
1. Uitgangspunten bij ontwikkeling
2. Kwaliteit van het testmateriaal
3. Kwaliteit van de handleiding
4. Normen
5. Betrouwbaarheid
6. Begripsvaliditeit
7. Criteriumvaliditeit
Sensitiviteit
Proportie zieken die als ziek herkend worden door de test. Sensitiviteit laag; je mist zieken, veel vals negatieven.
Specificiteit
Proportie niet zieken die als zodanig door de test worden herkend. Specificiteit laag; je benoemt niet-ziekten als ziek, veel vals positieven.
PPV
Positive Predictive Value.
De kans dat iemand `ziek` is gegeven dat de test positief is.
Vijf basisvragen binnen de klinische psychodiagnostiek
1. Onderkenning
2. Verklaring
3. Predictie
4. Indicatie
5. Evaluatie
Klinische psychodiagnostiek
Het is een professionele activiteit die steunt op empirische kennis. Dat houdt in dat hypothesen over gedrag, cognities, en emoties/ motivaties getoetst worden aan de hand van een gefaseerd diagnostisch proces. Dat is een wetenschappelijk gereglementeerd denk-en doeproces dat tot verantwoorde uitspraken over gedragingen of problemen van de client leidt.
Empirische cyclus
vormt de methodologische basisstructuur van de psychodiagnostiek
- Observatie (verzamelen en groeperen van empirisch materiaal waaruit gedachten over de totstandkoming en het voortduren van probleemgedrag gevormd worden)
- Inductie (formulering v. hypothesen en theorie over het gedrag)
- Deductie (het vermoeden uit 2 wordt geconcretiseerd zodat er toetsbare voorspellingen afgeleid kunnen worden)
- Toetsing (aan de hand v nieuw materiaal de voorspellingen checken)
- Evaluatie
Diagnostisch proces in schema / diagnostische cylus
- hulpvraag is v.d. client
- aanvraag is v.d. verwijzer
Onderbouwen v.d. theorie vereist vijf diagnostische handelingen:
- de voorlopige theorie wordt omgezet in concrete hypothesen
- een specifiek onderzoeksinstrumentarium wordt gekozen dat antwoord kan geven op de hypothesen die gesteld werden
- er worden voorspellingen gedaan over resultaten of uitkomsten op dit instrumentarium zodat men duidelijk op voorhand weet wanneer men de hypothesen zal aanvaarden of verwerpen
- dan doet men de afname & verwerking van de instrumenten
- op grond van de verkregen resultaten aanvaardt of verwerpt men op beargumenteerde wijze de hypothesen -> dit leidt tot de diagnostische conclusie
Onderkenning
Wat zijn de problemen? Wat lukt er nog? En wat gaat er mis?
- bevat a. inventarisatie & beschrijving; b. ordening en categorisering in disfunctionele gedragsclusters of stoornissen; c. inschatting v.d. ernst van het probleemgedrag
- Classificatie (vergelijking met een norm of groep; alles-of-niets DSM; meer-of-minder persoonlijkheidsvragenlijsten) of diagnostische formulering (intra-individuele vergelijking)
Classificatie -leidt tot labeling, die beperkt is +goed communiceerbaar met deskundigen
Diagnostische formulering +doet recht aan de uniciteit van het individu & helpt de therapieplanning -empirische ondersteuning ontbreekt vaak ;hierbij wordt vaak tegelijktertijd onderkend en verklaard.
Verklaring
Waarom zijn er bepaalde (gedrags)problemen & waarom blijven ze? Dit bevat:
- Het (deel)probleem
- Condities die het optreden van het probleem verklaren
- De relatie tussen 1 en 2 in termen van "omdat" of "doordat"
Verklaringen kunnen ingedeeld worden volgend
- de locus; d.w.z. de persoon of die situatie, persoonsgerichte verklaringen. verklarende gebeurtenissen kunnen a. aan het te verklaren gedrag voorafgaan of b. erop volgen.
- de aard van controle; oorzaak of/en reden
- synchrone en diachrone verklaringscondities; synchrone=in de tijd met het te verklaren gedrag (bijv. psychoanalytische diagnostiek; egozwakte); diachrone=gaan aan het gedrag vooraf (bijv. psychogenetische verklaring; orale fixatie)
- inducerende condities (die het gedrag doen ontstaan) continuerende condities (die het gedrag instandhouden)
Diagnostici blijken bij hun verklaring vooral te werken vanuit een theorie. Ideaal zou het zijn om uit te gaan van een algemeen aanvaarde, overkoepelende theorie, die tegelijkertijd situationele invloeden, persoonskenmerken en systeempatronen in rekening brengt, samen met biologische invloeden. (eclectische theorie)
eclectische theorie
verschillende theorieen en concepten vullen elkaar aan en brengen elkaars beperkingen aan het licht
synchrone verklaringscondities
vallen in de tijd samen met het te verklaren gedrag
diachrone verklaringscondities
gaan aan het gedrag vooraf
inducerende condities
condities die het gedragsprobleem doen ontstaan
continuerende condities
condities die het gedrag instandhouden
-
- 1 / 34
-