Psychodiagnostiek

Selbsterstellte Karteikarten passend zum Fach an der UT.

Selbsterstellte Karteikarten passend zum Fach an der UT.

Rachel Green

Rachel Green

Kartei Details

Karten 34
Sprache Deutsch
Kategorie Psychologie
Stufe Universität
Erstellt / Aktualisiert 04.11.2013 / 06.11.2013
Weblink
https://card2brain.ch/box/psychodiagnostiek
Einbinden
<iframe src="https://card2brain.ch/box/psychodiagnostiek/embed" width="780" height="150" scrolling="no" frameborder="0"></iframe>

COTAN (Commissie Testaangelegenheden van het Nederlands Instituut van Psychologen) - beoordelingspunten

1. Uitgangspunten bij ontwikkeling

2. Kwaliteit van het testmateriaal

3. Kwaliteit van de handleiding

4. Normen

5. Betrouwbaarheid

6. Begripsvaliditeit

7. Criteriumvaliditeit

Sensitiviteit

Proportie zieken die als ziek herkend worden door de test. Sensitiviteit laag; je mist zieken, veel vals negatieven.

Specificiteit

Proportie niet zieken die als zodanig door de test worden herkend. Specificiteit laag; je benoemt niet-ziekten als ziek, veel vals positieven.

PPV

Positive Predictive Value.

De kans dat iemand `ziek` is gegeven dat de test positief is.

Vijf basisvragen binnen de klinische psychodiagnostiek

1. Onderkenning

2. Verklaring

3. Predictie

4. Indicatie

5. Evaluatie

Klinische psychodiagnostiek

Het is een professionele activiteit die steunt op empirische kennis. Dat houdt in dat hypothesen over gedrag, cognities, en emoties/ motivaties getoetst worden aan de hand van een gefaseerd diagnostisch proces. Dat is een wetenschappelijk gereglementeerd denk-en doeproces dat tot verantwoorde uitspraken over gedragingen of problemen van de client leidt. 

Empirische cyclus

vormt de methodologische basisstructuur van de psychodiagnostiek 

  1. Observatie (verzamelen en groeperen van empirisch materiaal waaruit gedachten over de totstandkoming en het voortduren van probleemgedrag gevormd worden)
  2. Inductie (formulering v. hypothesen en theorie over het gedrag)
  3. Deductie (het vermoeden uit 2 wordt geconcretiseerd zodat er toetsbare voorspellingen afgeleid kunnen worden)
  4. Toetsing (aan de hand v nieuw materiaal de voorspellingen checken)
  5. Evaluatie

Diagnostisch proces in schema / diagnostische cylus

 

  • hulpvraag is v.d. client
  • aanvraag is v.d. verwijzer

Onderbouwen v.d. theorie vereist vijf diagnostische handelingen: 

  1. de voorlopige theorie wordt omgezet in concrete hypothesen
  2. een specifiek onderzoeksinstrumentarium wordt gekozen dat antwoord kan geven op de hypothesen die gesteld werden
  3. er worden voorspellingen gedaan over resultaten of uitkomsten op dit instrumentarium zodat men duidelijk op voorhand weet wanneer men de hypothesen zal aanvaarden of verwerpen
  4. dan doet men de afname & verwerking van de instrumenten
  5. op grond van de verkregen resultaten aanvaardt of verwerpt men op beargumenteerde wijze de hypothesen -> dit leidt tot de diagnostische conclusie 

 

Onderkenning

Wat zijn de problemen? Wat lukt er nog? En wat gaat er mis?

  • bevat a. inventarisatie & beschrijving; b. ordening en categorisering in disfunctionele gedragsclusters of stoornissen; c. inschatting v.d. ernst van het probleemgedrag
  • Classificatie (vergelijking met een norm of groep; alles-of-niets DSM; meer-of-minder persoonlijkheidsvragenlijsten) of diagnostische formulering (intra-individuele vergelijking)

Classificatie -leidt tot labeling, die beperkt is +goed communiceerbaar met deskundigen

Diagnostische formulering +doet recht aan de uniciteit van het individu & helpt de therapieplanning -empirische ondersteuning ontbreekt vaak ;hierbij wordt vaak tegelijktertijd onderkend en verklaard. 

Verklaring

Waarom zijn er bepaalde (gedrags)problemen & waarom blijven ze? Dit bevat:

  1. Het (deel)probleem
  2. Condities die het optreden van het probleem verklaren
  3. De relatie tussen 1 en 2 in termen van "omdat" of "doordat"

Verklaringen kunnen ingedeeld worden volgend

  1. de locus; d.w.z. de persoon of die situatie, persoonsgerichte verklaringen. verklarende gebeurtenissen kunnen a. aan het te verklaren gedrag voorafgaan of b. erop volgen. 
  2. de aard van controle;  oorzaak of/en reden
  3. synchrone en diachrone verklaringscondities; synchrone=in de tijd met het te verklaren gedrag (bijv. psychoanalytische diagnostiek; egozwakte); diachrone=gaan aan het gedrag vooraf (bijv. psychogenetische verklaring; orale fixatie)
  4. inducerende condities (die het gedrag doen ontstaan) continuerende condities (die het gedrag instandhouden)

Diagnostici blijken bij hun verklaring vooral te werken vanuit een theorie. Ideaal zou het zijn om uit te gaan van een algemeen aanvaarde, overkoepelende theorie, die tegelijkertijd situationele invloeden, persoonskenmerken en systeempatronen in rekening brengt, samen met biologische invloeden.   (eclectische theorie)

 

eclectische theorie

verschillende theorieen en concepten vullen elkaar aan en brengen elkaars beperkingen aan het licht

synchrone verklaringscondities

vallen in de tijd samen met het te verklaren gedrag 

diachrone verklaringscondities

gaan aan het gedrag vooraf

inducerende condities

condities die het gedragsprobleem doen ontstaan 

continuerende condities

condities die het gedrag instandhouden

Predictie

Hoe gaan de problemen van de client zich in de toekomst verder ontwikkelen?

  • uitspraken over het probleemgedrag in de toekomst (kansuitspraak)
  • kans bepaalt mede het behandelingsvoorstel
  • het gaat om een verband tussen predictor (het nu aanwezige gedrag) en criterium (het toekomstige gedrag)
  • correlatie nooit perfect (inschatten v het risico i.p.v. predicteren)
  • foutenmarge (standaardfouten van een schatting) zijn vaak zo groot dat de verwachtingen vanuit juridische en andere maatschappelijke contexten niet ingelost kunnen worden
  • nadeel: werkt antitherapeutisch omdat er een toestand vast wordt gelegt zonder rekening te houden met de mogelijkheid van toekomstige veranderingen 

predictor

het nu aanwezige gedrag

criterium

het toekomstige gedrag

Indicatie

Hoe kunnen de problemen verholpen worden? Behandeling nodig als ja, welke?

Indicatie als Orientatie, en niet zozeer selectie (d.w.z. of een bepaalde hulperverling al of niet mogelijk en aangewezen is; dit is de taak van de behandelaar). Voor indicatie moeten de stappen v. verklaring en predicite afgerond zijn. Er komen drie elementen bij

  1. Kennis over behandelingen en behandelaar. 
  2. Kennis over het relatieve nut van behandelingen
  3. Kennis over de aanvaarding van de indicatie door de client

 

Voor 3 is een indicatiestrategie ontwikkeld (Vertommen, Van Audenhove, 1986). bevat 4 principes:  
  1. het clientperspectief wordt geexplorerd en geexpliciteerd
  2. de diagnosticus verstrekt de client informatie over behandelingsmethoden, processen en behandelaars
  3. verwachtingen en voorkeuren van de client worden vergeleken met wat de diagnosticus geschikt en nuttig acht en een onderling overleg leidt tot een behandeling die beiden aanvaarden
  4. de client kiest een behandelaar en behandeling uit een aantal aangeboden mogelijkheden. 

Indicatiestrategie die rekening houdt met de voorkeuren v.d.client 

 

Voor 3 is een indicatiestrategie ontwikkeld (Vertommen, Van Audenhove, 1986). bevat 4 principes:  
  1. het clientperspectief wordt geexplorerd en geexpliciteerd
  2. de diagnosticus verstrekt de client informatie over behandelingsmethoden, processen en behandelaars
  3. verwachtingen en voorkeuren van de client worden vergeleken met wat de diagnosticus geschikt en nuttig acht en een onderling overleg leidt tot een behandeling die beiden aanvaarden
  4. de client kiest een behandelaar en behandeling uit een aantal aangeboden mogelijkheden. 

Evaluatie

Zijn de problemen afdoende verholpen als gevolg v.d. interventie?

het wordt vastgesteld of 

  1. in de therapie rekening gehouden is met de diagnose en met het behandelingsvoorstel (als niet, is het diagnostische proces overbodig geweest)
  2. of het proces en de behandeling de verandering van gedrag en beleven bewerkstelligd heeft (1. zijn klachten of problemen in de gewenste mate afgenomen 2. aantonen dat de veranderingen door de therapie veroorzaakt zijn single-case-design)

Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag

Aanmelding

Analyse van de aanvraag

Analyse van de aanvraag leidt

  1. tot informatie over de verwijzer.                         a.het referentiekader van hem                            b.kennis over de relatie tussen diagnosticus en verwijzer (allebeide lid van team, of niet)                c.de feitelijke (vraagt voor onderzoek) en eigenlijke (neemt het initiatief) verwijzer moeten onderscheiden worden                              d.verschillende bevoegdheden van verwijzers
  2. tot kennis over type en inhoud van de aanvraag, verwijzer wil meestal meer duidelijkheid, hij formuleert a.) een open of gesloten aanvraag (geen of wel hypothesen); b,) inhoud wisselt per setting, c.) de eerdergenomende 5 basisvragen
  3. analyse wordt gestuend door wat de verwijzer al weet over de client a.) informatie over het functioneren om ernst van problematiek in te schatten b.) de analyse helpt om uit te maken of de client zichzelf heeft aangemeld bij de verwijzer of niet 

Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag  

Aanmelding  

Analyse van de hulpvraag

In het kennismakingsgesprek wordt

  1. de houding van de client tegenover het onderzoek onderzocht
  2. wordt de inhoud van zijn probleem bepaald
  3. daarna deelt de diagnosticus de hulpvragen in volgens vijf basisvragen
  4. er wordt doorgevraagd over de klachten van de client, hoe ze ontstaan zijn, hoe ze zich verder ontwikkelden en welke factoren hierbij een rol hebben gespeeld
  5. voorts is het de vraag wie het best kan helpen en wat het resultaat van een interpretatie moet zijn

Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag

Reflectie van de diagnosticus

reflectieanalyse

  • diagnosticus geeft gewichten aan de informatie
  • eigen, nieuwe vragen kunnen rijzen
  • gebruik maken van literatuur en zijn eigen, brede, almgemeen wetenschappelijke kennis

Mogelijke bias tegenover clienten: 

  • mogelijke vooringenomenheid t.o.v. de aanvrager
  • van zijn al of niet vertrouwd zijn met een bepaald soort problemen waardoor deze wellicht over-of ondergediagnosticeerd worden
  • zijn voorkeur voor een bepaald soort onderzoekinstrumenten 
  • overschatten van de eigen kennis 

Mogelijke biases tegenover clienten

  • vooringenomenheid t.o.v. de aanvrager
  • al of niet vertrouwd zijn met een bepaald soort problemen (over-of ondergediagnosticeerd)
  • voorkeur voor bepaald soort onderzoeksinstrumenten
  • eigen kennis overschatten 

Het diagnostisch proces: van aanmelding tot verslag 

diagnostisch scenario

diagnosticus ordent vragen v.d. aanwijzer, de client samen met eigen vragen -> eerste voorlopige theorie

 

Het diagnostisch proces: Van aanmelding tot verslag

Het diagnostisch onderzoek

1. hypothesevorming

  • voorlopige theorie wordt omgezet in hypothesen (veronderstellingen die getoetst kunnen worden)
  • kunnen onafhankelijke en afhankelijke hypothesen zijn 
  • hypothesen voor de onderkenningsvraag, de verklaringsvraag, predictieve hypothesen of indicatievraag

Definitie hypothese (De Groot)

een veronderstelling over een samenhang in de werkelijkheid die zo geformuleerd is dat er concrete, verifieerbare voorspellingen uit af te leiden zijn 

onafhankelijke hypothesen

de geldigheid van de ene zegt niets over de andere, maar ze kunnen wel samen voorkomen 

afhankelijke hypothese

d.w.z. ze zijn bovengeschikt (de ondergeschikte is alleen geldig, als de bovengeschikte dat is) of samenvallend (de ene is geldig, als de andere dat ook is)

hypothesen in het kader v onderkenningsvraag

gaan over aanwezigheid van psychopathologie of over een differentiaaldiagnose 

hypothesen in het kader v. verklaringsvraag

vereisen een lijst met verklaringsfactoren en hun inducerende of continuerende rol

hypothesen in het kader v projectieve hypothesen

steunen op empirische kennig over succesvolle predictoren uit verschillende referentiekaders 

hypothesen in het kader v. indicatievraag 

zijn veronderstellingen over welke behandeling en welke therapeut(en) het best passen bij een client met een bepaald probleem; gebruiken conclusies uit onderkenning, verklaring en predictie 

maar steunen ook op a.) hoe de client probleem formuleert en zijn klachten ziet b.) welke hulp en op welke manier hij verwacht c.) wat hij wil bereiken door de behandeling