TP néerlandais 101 à 144
Temps primitifs des verbes irréguliers de néerlandais : tranche 3
Temps primitifs des verbes irréguliers de néerlandais : tranche 3
Fichier Détails
Cartes-fiches | 44 |
---|---|
Langue | Français |
Catégorie | Autres |
Niveau | Apprentissage |
Crée / Actualisé | 11.11.2015 / 29.11.2015 |
Lien de web |
https://card2brain.ch/box/tp_neerlandais_101_a_145
|
Intégrer |
<iframe src="https://card2brain.ch/box/tp_neerlandais_101_a_145/embed" width="780" height="150" scrolling="no" frameborder="0"></iframe>
|
tirer, aller
trekken/trok-trokken/getrokken
tomber
vallen/viel-vielen/is gevallen
attrapper
vangen/ving-vingen/gevangen
naviguer
varen/voer-voeren/gevaren
se battre
vechten/vocht-vochten/gevochten
interdire
verbieden/verbood-verboden/verboden
disparaître
verdwijnen/verdween-verdwenen/ is verdwenen
comparer
vergelijken/vergeleek-vergeleken/vergeleken
oublier
vergeten/vergat-vergaten/vergeten
vendre
verkopen/verkocht-verkochten/verkocht
quitter
verlaten/verliet-verlieten/verlaten
perdre
verliezen/verloor-verloren/verloren
comprendre
verstaan/verstond-verstonden/verstaan
partir
vertrekken/vertrok-vertrokken/is vertrokken
imaginer
verzinnen/verzon-verzonnen/verzonnen
trouver
vinden/vond-vonden/gevonden
voler (air)
vliegen/vloog-vlogen/gevlogen
plier
vouwen/vouwde-vouwden/gevouwen
demander
vragen/vroeg (vraagde)-vroegen (vraagden)/gevraagd
geler
vriezen/vroor-vroren/gevroren
laver
wassen/waste-wasten/gewassen
peser
wegen/woog-wogen/gewogen
jeter
werpen/wierp-wierpen/geworpen
savoir
weten/wist-wisten/geweten
montrer
wijzen/wees-wezen/gewezen
vouloir
willen/wou (wilde)-wouden (wilden)/gewild
gagner
winnen/won-wonnen/gewonnen
devenir
worden/werd-werden/is geworden
venger
wreken/wreekte-wreekten/gewroken
tordre
wringen/wrong-wrongen/gewrongen
dire
zeggen/zei (zegde)-zeiden (zegden)/gezegd
envoyer
zenden/zond-zonden/gezonden
voir
zien/zag-zagen/gezien
être
zijn/was-waren/is geweest
chanter
zingen/zong-zongen/gezongen
être assis
zitten/zat-zaten/gezeten
chercher
zoeken/zocht-zochten/gezocht
sucer
zuigen/zoog-zogen/gezogen
se soûler
zuipen/zoop-zopen/gezopen
auxiliaire pour former le futur
zullen/zou-zouden/-