Inleiding gezondheidspsychologie

Passend zum Fach an der UT

Passend zum Fach an der UT

Rachel Green

Rachel Green

Kartei Details

Karten 29
Sprache Deutsch
Kategorie Psychologie
Stufe Universität
Erstellt / Aktualisiert 12.02.2014 / 12.02.2014
Weblink
https://card2brain.ch/box/inleiding_gezondheidspsychologie
Einbinden
<iframe src="https://card2brain.ch/box/inleiding_gezondheidspsychologie/embed" width="780" height="150" scrolling="no" frameborder="0"></iframe>

Empirisme

Het elementaire principe dat we de wereld via zintuigelijke waarneming kunnen leren kennen. 

Inferentie

Redenering waarbij een conclusie wordt afgeleid uit een of meer premissen. Bijv. Het regent, dus zijn de straten nat. 

Medische psychologie

Een psychisch probleem is een symptoom van een achterliggend lichamelijk gebrek. Door het gebrek weg te nemen kan het symptoom verdwijnen en kan de patient weer gezond worden (mechanistische visie). 

Gedragsgeneeskunde

Ziekte heeft te maken met aangeleerde slechte gewoonten. Gedrag is het resultaat van een leerproces. Het is dus mogelijk om slechte gewoonten af te leren en goede daarvoor in de plaats aan te leren (conditioneren). Daardoor kan de patient weer gezond worden. Het gedachtegoed van het behaviorisme is in de gedragsgeneeskunde richtinggevend. 

Psychosomatische geneeskunde

Lichaam en geest hebben beide invloed op gezondheid en ziekte. Vooral als een lichamelijke oorzaak voor een aandoening ontbreekt, veronderstelt men dat geestelijke processen een rol spelen. 

Medische sociologie

Gezondheid en ziekte moeten in een breder sociaal perspectief worden geplaatst. Het gezin, de familie, de woonplaats, de leefsituatie en de cultuur zijn van invloed op de gezondheid.

Klinische psychologie

Vakgebied dat zich specialiseert in de diagnostiek en behandeling van mensen met psychische problemen. 

Incidentie

Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte gedurende een specifieke tijdsinterval. 

Prevalentie

Het aantal vastgestelde gevallen van een ziekte in een populatie op een bepaald moment. 

Gezondheidsgedrag

Gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt, bedoeld om de gezondheid te bevorderen, te beschermen of in stand te houden, bijv. het eten van gezonde voeding. 

Sociale representaties van gezondheid

Datgene wat bepaalde groepen mensen onder gezondheid verstaan. 

Ziekteattributies

Toekenning van de oorzaak van een ziekte

Collectivisme

Een culturele filosofie die de nadruk legt op het invidu als deel van een groter geheel en op handelingen die meer door collectieve dan door individuele behoeften en wensen worden gemotiveerd.

Individualisme

Een culturele filosofie die de verantwoordelijkheid in handen legt van het indivdu; het zijn de individuele behoeften en wensen (en niet die van de groep) die het gedrag motiveren. 

Holisme

Bij een holistische benadering pakt men niet alleen het zuiver lichaamelijke of waarneembare aan, maar het hele wezen. 

Onafhankelijke zelf

er wordt veel waarde gehecht aan de uniekheid en de autonomie van het individu

Onderling afhankelijk zelf

er wordt veel waarde gehecht aan de verbindingen met anderen en het lidmaatschap van de groep

Fenomenalisme

er is meestal sprake van een teken of geluid dat het kind op enig moment met de ziekte in verband heeft gebracht, maar er is weinig begrip van oorzaak en gevolg. (3-8 jaar)

Epidemiologie

Het bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en de relaties met andere factoren zoals leefwijze. Belangrijke begrippen zijn onder meer mortaliteit, morbiditeit, prevalentie, incidentie, absoluut risico en relatief risico. Vragen die in epidemiologisch onderzoek gesteld worden, zijn bijv. "Wie krijgt deze ziekte?" "Hoe vaak komt deze ziekte voor?"

Zelfconcept

De bewuste gedachten en aannamen over jezelf die je het gevoel geven dat je anders bent dan anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat. 

Kwalitatieve methoden

Kwalitatieve methoden maken gebruik van beschrijvingen (kwalificaties) van de ervaringen, aannamen en gedragingen van een bepaalde groep mensen. 

Kwantitatieve methoden

Kwantitatieve methoden gaat uit van berekeningen (kwantificaties) van de frequentie of de hoeveelheid ervaringen, aannamen en gedragingen van een grote, representatieve groep mensen

Biopsychosociale model

De betekenis van de kwalitatieve aspecten van ziekte en gezondheid wordt genegeerd in het biopsychosociale model.

Ontwikkelingsproces v. mensen verloopt in interactie tussen drie factoren, welke?

  • Leren (relatief permanente verandering van de kennis, vaardigheden of het vermogen als gevolg van ervaring)
  • Ervaring (wat we doen, zien, horen, voelen, denken)
  • Rijping (gedachten, gedragingen of lichamelijke groei, niet toegeschreven aan ervaring, maar aan een erfelijk bepaalde ontwikkeling en aan het ouder worden)

Erik Erikson beschreef acht belangrijke levensfasen van een mens, die op specifieke dimensies van elkaar verschillen, waaronder:

  1. Cognitief en intellectueel functioneren (kunnen van invloed zijn op de mate waarin mensen medische instructies begrijpen, de mate waarin zij kunnen praten over hun emoties en in hoeverre zij de arts kunnen meedelen welke behoefte aan medische zorg tij hebben)
  2. Taal- en communicatievaardigheden (als gebrekkig dan minder bereid om zich in sociale situaties te begeven; ook minder in staat om pijn of zorgen te melden aan medische professionales of familieleden)
  3. Inzicht in ziekte (belangrijk voor het vragen om en het accepteren van medische hulp)
  4. Gezondheidszorg en verzoringsgedrag 

Piaget's fasen

  1. Sensomotorische stadium (baby verkent wereld door middel van zintuigelijke waarnemingen en het maken van bewegingen)
  2. Preoperatieve stadium (er is sprake van een magisch aandoende opvatting v.d. wereld, er is nog geen sprake van het leggen van objectieve concrete, nauwkeurige relaties; badwater)
  3. Stadium van concrete bewerkingen (Kind kan relaties leggen tussen dingen, mits deze dingen in werkelijkheid ook aanwezig zijn)
  4. Stadium van abstracte bewerkingen (de concrete aanwezigheid van dingen is niet meer vereist)

Ziekteconcept op de leeftijd van 3-8 jaar (Bibash & Walsh)

  • Onbegrip (kind geeft irrelevante antwoorden of ontwijkt vragen "zon veroorzaakt hartaanval")
  • Fenomenalisme (er is meestal sprake van een teken of geluid dat het kind op enig moment met de ziekte in verband heeft gebracht, maar er is weinig begrip van oorzaak en gevolg "Verkoudheid is als je veel moet snuiten")
  • Aangestoken worden (ziekte is afkomstig van een persoon of voorwerp dat dichtbij is, maar waarmee het kind niet noodzakelijkerwijs contact heeft; mazelen door langs mensen te lopen)

Ziekteconcept op de leeftijd van 8-11 jaar (Bibash & Walsh)

  • Besmetting (kinderen begrijpen dat ziekte verschillende symptomen kan hebben en ze erkennen dat bacterien of zelfs hun eigen gedrag ziekten kunnen veroorzaken, "verkoudheid als je geen jas hebt")
  • Intrnalisatie (ziekte bevindt zich in het lichaam, maar het proces waardoor symptomen zich voordoen, begrijpen ze slechts gedeeltelijk)

Ziekteconcept vanaf de puberteit (Bibash & Walsh)

  • Fysiologisch (rond 11 jaar hebben kinderen fysiologisch inzicht en kunnen de meeste ziekte nu definieren in termen van specifieke lichamelijke organen of functies)
  • Psychofysiologisch (tijdens de late puberteit (14jaar) en tijdens de volwassenheid begrijpen veel mensen dat er sprake is van een interactie tussen lichaam en geest, en ze begrijpen de rol van stress, tobben enzovoort bij de vererging of zelfs het ontstaan van ziekte; niet iedereen bereikt dit)