Temps Primitifs des Verbes Irréguliers de Néerlandais
TP de Néerlandais
TP de Néerlandais
Fichier Détails
Cartes-fiches | 46 |
---|---|
Langue | Français |
Catégorie | Autres |
Niveau | Apprentissage |
Crée / Actualisé | 14.10.2013 / 05.03.2014 |
Lien de web |
https://card2brain.ch/box/temps_primitifs_des_verbes_irreguliers_de_neerlandais
|
Intégrer |
<iframe src="https://card2brain.ch/box/temps_primitifs_des_verbes_irreguliers_de_neerlandais/embed" width="780" height="150" scrolling="no" frameborder="0"></iframe>
|
Créer ou copier des fichiers d'apprentissage
Avec un upgrade tu peux créer ou copier des fichiers d'apprentissage sans limite et utiliser de nombreuses fonctions supplémentaires.
Connecte-toi pour voir toutes les cartes.
valoir
gelden, gold, golden, heeft gegolden
guérir
genezen, genas, genazen, heeft/is genezen
jouir
genieten, genoot, genoten, heeft genoten
donner
geven, gaf, gaven, heeft gegeven
verser
gieten, goot, goten, heeft gegoten
glisser
glijden, gleed, gleden, heeft/is gegleden
creuser
graven, groef, groeven, heeft gegraven
saisir
grijpen, greep, grepen, heeft gegrepen
pendre
hangen, hing, hingen, heeft gehangen
avoir
hebben, had, hadden, heeft gehad
soulever
heffen, hief, hieven, heeft geheven
aider
helpen, hielp, hielpen, heeft geholpen
s'appeler
heten, heette, heetten, heeft geheten
tenir
houden, hield, hielden, heeft gehouden
chasser
jagen, joeg/jaagde, joegen/jaagden, heeft gejaagd
cuire
bakken, bakte, bakten, heeft gebakken
commencer
beginnen, begon, begonnen, heeft/is begonnen
enterrer
begraven, begroef, begroeven, heeft begraven
comprendre
begrijpen, begreep, begrepen, heeft begrepen
ranger
bergen, borg, borgen, heeft geborgen
décider
besluiten, besloot, besloten, heeft besloten
ordonner
bevelen, beval, bevalen, heeft bevolen
visiter
bezoeken, bezocht, bezochten, heeft bezocht
prier
bidden, bad, baden, heeft gebeden
offrir
bieden, bood, boden, heeft geboden
mordre
bijten, beet, beten, heeft gebeten
lier
binden, bon, bonden, heeft gebonden
souffler
blazen, blies, bliezen, heeft geblazen
se révéler, etre évident
blijken, bleek, bleken, IS gebleken
rester
blijven, bleef, bleven, IS gebleven
-
- 1 / 46
-