TP de Néerlandais

Thomas Fantoli

Thomas Fantoli

Kartei Details

Karten 46
Sprache Français
Kategorie Übrige
Stufe Berufslehre
Erstellt / Aktualisiert 14.10.2013 / 05.03.2014
Weblink
https://card2brain.ch/box/temps_primitifs_des_verbes_irreguliers_de_neerlandais
Einbinden
<iframe src="https://card2brain.ch/box/temps_primitifs_des_verbes_irreguliers_de_neerlandais/embed" width="780" height="150" scrolling="no" frameborder="0"></iframe>

cuire

bakken, bakte, bakten, heeft gebakken

commencer

beginnen, begon, begonnen, heeft/is begonnen

enterrer

begraven, begroef, begroeven, heeft begraven

comprendre

begrijpen, begreep, begrepen, heeft begrepen

ranger

bergen, borg, borgen, heeft geborgen

décider

besluiten, besloot, besloten, heeft besloten

ordonner

bevelen, beval, bevalen, heeft bevolen

visiter

bezoeken, bezocht, bezochten, heeft bezocht

prier

bidden, bad, baden, heeft gebeden

offrir

bieden, bood, boden, heeft geboden

mordre

bijten, beet, beten, heeft gebeten

lier

binden, bon, bonden, heeft gebonden

souffler

blazen, blies, bliezen, heeft geblazen

se révéler, etre évident

blijken, bleek, bleken, IS gebleken

rester

blijven, bleef, bleven, IS gebleven

aller

gaan, ging, gingen, IS gegaan

briller

blinken, blonk, blonken, heeft geblonken

briser

breken, brak, braken, heeft/is gebroken

briser

breken, brak, braken, heeft/is gebroken

apporter

brengen, bracht, brachten, heeft gebracht

brasser

brouwen, brouwde, brouwden, heeft gebrouwen

courber

buigen, boog, bogen, heeft/is gebogen

penser

denken, dacht, dachten, heeft gedacht

faire

doen, deed, deden, heeft gedaan

porter

dragen, droeg, droegen, heeft gedragen

pousser, flotter

drijven, dreef, dreven, heeft/is gedreven

presser, pénétrer

dringen, drong, drongen, heeft/is gedrongen

boire

drinken, dronk, dronken, heeft gedronken

plonger

duiken, dook, doken, heeft/is gedoken

forcer

dwingen, dwong, dwongen, heeft gedwongen

manger

eten, at, aten, heeft gegeten

valoir

gelden, gold, golden, heeft gegolden

guérir

genezen, genas, genazen, heeft/is genezen

jouir

genieten, genoot, genoten, heeft genoten

donner

geven, gaf, gaven, heeft gegeven

verser

gieten, goot, goten, heeft gegoten

glisser

glijden, gleed, gleden, heeft/is gegleden

creuser

graven, groef, groeven, heeft gegraven

saisir

grijpen, greep, grepen, heeft gegrepen

pendre

hangen, hing, hingen, heeft gehangen